Het rechthoekige paneel is beschilderd met een centrale antropomorfe figuur. Het gezicht en het lichaam van de figuur zijn beschilderd met allerlei motieven. Het gezicht toont een brede grijns die de grote tanden ontbloot. Twee grote, slangachtige motieven lijken uit het hoofd en lijf van de figuur te groeien. Het lijf, het hoofd en de ogen zijn als vierkanten geschilderd. Uit de romp steken de armen en benen als kleine onderdelen uit. Rondom de figuur zijn ook weer slangen en andere dieren (aap- of katachtigen) geschilderd. De figuur wordt tegenwoordig geïdentificeerd als de Ogengod of het Ogenwezen. Deze is herkenbaar aan zijn 'grijnzende' mond en aan de slangvormige uitsteeksels aan hoofd en lichaam. Aan het paneel van geweven katoen zit een lange franje die dient om de afbeelding uiteindelijk om het hoofd te wikkelen. Het is dus een soort mummiemasker, vandaar de term 'falsa cabeza'. Het sierde waarschijnlijk ooit een van de vele mummies die gebruikelijk aan de zuidkust van Peru worden aangetroffen, in het gebied dat bekend staat als Ocucaje. Deze panelen, vaak versierd met antropomorfe figuren, dienden als 'valse gezichten' die over het hoofd van de mummiebundel werden getrokken als deze werd bijgezet. Het lichaam van de overleden voorouders werd verder gewikkeld in mantels waarna ze soms in keramische urnen werden geplaatst. Verder werden grote aantallen miniatuurvoorwerpen meegegeven in de urnengraven van de Ocucaje.
De kust van Peru tussen de Stille Oceaan en het Andesgebergte is relatief smal en extreem droog. Dankzij dat klimaat zijn veel kwetsbare archeologische vondsten bewaard gebleven; de zuidelijke kust is de droogste van Peru. Sinds het midden van de negentiende eeuw zijn daar veel oudheden van organisch materiaal opgegraven. De Ica en Nasca valleien en het desolate schiereiland Paracas hebben grote hoeveelheden textiel, houten voorwerpen en andere vergankelijke objecten opgeleverd.