De Wari imiteerden de voorstellingen van hybride figuren uit de vroegere periodes. Zo namen ze ook het thema over van een half menselijk, half katachtig wezen. De ambachtsman heeft dit met fijn beeldhouwwerk versierde vaatje de vorm gegeven van de kat-god, wiens dominante positie in dit object wordt bevestigd door de grootte van het katachtige hoofd in verhouding tot het mensenlichaam, waardoor de rol van het dier centraal wordt gesteld. De uitvergrote trekken, die worden benadrukt door diepe inkervingen, verlenen het werk een expressionistisch karakter en geven het iets monumentaals ondanks de bescheiden afmetingen. De hoofdtooi van de godheid is versierd met twee andere, in reliëf uitgevoerde koppen van een katachtige; een tweede paar bevindt zich aan de achterkant van de massieve nek. In iedere hand zien we een slang die zich rond de armen van de god kronkelt.