Dit beeld stelt de Boeddha voor op zijn tachtigste levensjaar, op het moment dat hij overgaat naar het Nirvana. Een losstaande voorstelling van deze scène als hoofdthema is uiterst zelden te vinden in musea buiten India. Het British Museum heeft een vergelijkbaar stuk uit de 10de eeuw. In India zelf treft men deze, meestal levensgrote, voorstelling in situ aan in boeddhistische grotten en tempels uit het eerste millenium. Dit beeld vertoont nog veel stijlkenmerken uit de Guptaperiode (4de - 6de eeuw): de mollige gelaatstrekken en de dito lichaamsvormen van de Boeddha, het dun doorzichtig kleed en de eenvoudige sieraden alsook de bijzondere zithoudingen van de discipelen zoals deze van de figuur met de rug naar de toeschouwer gekeerd.