Op een drager van zilver die de basis van het neussieraad vormt, is in goud een jacht met blaaspijpen voorgesteld. Twee jagers hebben zich in hinderlaag opgesteld, verscholen achter hun schild, om niet door hun prooi te worden opgemerkt. Ze jagen op vogels die in een boom zitten waarvan de takken breed uitsteken buiten de zilveren plaat. Aan de takken zijn haakjes bevestigd waaraan schijfjes hangen die wellicht het gebladerte verbeelden. De vogels lijken belust op de vruchten die met turkoois zijn ingelegd. De bovenste takken, die een doorlopende band vormen en waaraan de meeste schijfjes bengelen, lopen aan weerszij uit in een silhouet die op een vossenkop lijkt. Het dier grijpt met zijn voorpoot de staartveren vast van twee andere vogels, die boven de vogels zitten waarop de jagers met hun blaasroer mikken. De Mochica-iconografie is rijk aan ceremoniële jachtscènes, ook met blaaspijpen zoals op dit neussieraad.