Het Tibetaans lamaïsme kreeg grote aanhang in Mongolië toen de nazaten van Cinggis Khan, in de 13de eeuw, dit boeddhisme als staatsgodsdienst promoveerden. Een tweede bekering volgde onder Altan Khan in de 16de eeuw met de kerk der Geelmutsen '(dGe.lugs.pa)'. De Mantsjoese Qing-dynastie in China had de Binnen-Mongoolse lCan-Khutukhtu (lamaïstische oversten) als hofpriesters in Beijing. Deze rolschildering is een oorkonde die in 1783 te Beijing werd uitgereikt aan een Ta-lama, door de overste van het Amdoklooster van Galden. De opschriften zijn in het cursief Tibetaans en het Mongools. Het dienstzegel is in het Mantsjoe, Chinees en Tibetaans. Bovenaan links staat het portret van de tweede Beijingse lCan-skya-Khutukhtu, Rol Pai rDo, naast twee voorstellingen van Tsongkhapa. Onderaan vinden we drie beschermers : Yama, Makhakala en Lhamo