Lantaarnplaat omlijst met groene papieren kleefband (deels afgesleten). Het gaat hier om drie handgeschilderde taferelen, aangebracht op de voorzijde van de enkelvoudige glasplaat. Deze reeks lantaarnplaten is wellicht vervaardigd door de Franse fabrikant Lapierre (actief 1848-1902). Op iedere lantaarnplaat staan enkele scènes die een deel van het verhaal van Meneer de La Palisse (/ de La Palice) (1470-1525) verbeelden, telkens met een rijmend bijschrift in het kader rechts van de afbeelding. De verzen komen uit het ‘Chanson de La Palisse’ van Bernard de Monnoye (1641-1728):
N° 12
il fut à la vérité
un danseur assez vulgaire
mais il n’eut pas mal chanté
s’il avait voulu se taire
N° 13
il monta sur un grand vaisseau
pour aller en angleterre [sic]
et quand il marchais [sic] sur l’eau
il ne marchais [sic] pas sur terre
N° 14
un beau jour s’étant fourré
dans un profond marécage
il y serait demeuré
s’il n’eut pas trouvé passage
Dit is de vijfde lantaarnplaat uit de serie: Meneer de La Palisse kon niet goed dansen en zingen, hij ging met een groot schip naar Engeland en hij zat vast in een diep moeras waar hij uit geraakte. ‘Il y serait demeuré s’il n’eut pas trouvé passage’, vertaald als ‘hij zou erin zijn gebleven als hij er niet uit was geraakt’, is wat men in het Frans een ‘lapalissade’ noemt, een soort van tautologie: er wordt tweemaal hetzelfde gezegd terwijl de zinsconstructie (onderschikking met voorwaardelijk voegwoord) extra informatie doet vermoeden. Een ander voorbeeld van een ‘lapalissade’ in dit stuk is: ‘et quand il marchait sur l’eau, il ne marchait pas sur terre’, vertaald als: ‘en wanneer hij over water ging, ging hij niet over land’.