Lantaarnplaat met een doorlopende kleurenafbeelding in vier taferelen, genummerd van A. t.e.m. D. De decalcomanie is aangebracht op de voorzijde van de enkelvoudige, rechthoekige glasplaat die is omlijst met donkerrode papieren kleefband. Het betreft ‘Tafel XXXVI.’ in de reeks.
Het lantaarnplaatje verbeeldt in vier scènes het derde deel (van de drie) van het Arabische sprookje ‘Aladdin en de wonderlamp’ uit de vertellingen van ‘Duizend-en-een-nacht’ (ca. 450). (De twee andere delen vinden we onder de objectnummers VM.2008.327.023.014 en VM.2008.327.023.015.
We zien het volgende:
(A.) Omdat de tovenaar de wonderlamp heeft kunnen bemachtigen en hij het paleis van Aladdin heeft weggetoverd, wordt Aladdin op zijn knieën gedwongen, geblinddoekt, en een beul staat op het punt om hem te onthoofden, maar het volk heeft veel sympathie voor Aladdin en wilt hem redden. De executie wordt uitgesteld dankzij de dreiging van de menigte en Aladdin krijgt 40 dagen de tijd om het paleis en vooral de prinses terug te vinden.
(B.) Bij de rivier wilt Aladdin zich verdrinken. Tijdens zijn gebed wrijft hij over de toverring: de geest komt tevoorschijn en brengt hem naar zijn paleis, dat nu in Afrika staat.
(C.) De prinses, nog steeds gevangen, doet de tovenaar geloven dat ze Aladdin vergeten is. Ze nodigt hem uit om samen wijn te drinken, maar doet het giftige poeder dat Aladdin haar gaf in zijn beker, waardoor de tovenaar het loodje legt.
(D.) De jonge broer van de tovenaar, gesluierd en vermomd als de vrome vrouw Fatima, wordt binnengelaten in het paleis. De geest waarschuwt Aladdin voor deze indringer. Wanneer Aladdin een dolk in zijn borst stoot, denkt de prinses dat hij de heilige vrouw heeft vermoord. Daarna komt de waarheid aan het licht.