Met het Tienjarenplan voor de uitbouw van de Antwerpse haven (1956–65) werd havenoppervlakte verdubbeld en de infrastructuur gemoderniseerd. In dit kader werden tussen 1958 en 1963 95 stedelijke 5-tonskranen aangeschaft om de explosieve groei van het stukgoederenverkeer op te vangen.
Op de aanbesteding van 1958 voor dertig walkranen kwamen 21 internationale inzendingen. Twintig kranen werden uiteindelijk geleverd door Holland Cranes , dat de laagste inschrijvingsprijs bood conform de voorwaarden. De overige kranen (KB-KC-KD) werden na intens overleg met het ministerie en overwegingen van zowel technische als nationaal-economische aard en gezien beschikbare kredieten via een onderhandse overeenkomst geleverd door Boomse Metaalwerken.
Het rijk financierde 60 procent van de bestelling van 22 walkranen bij NV Boomse Metaalwerken, in het kader van de wet voor het Tienjarenplan voor de Antwerpse havenuitbreiding.
Eenentwintig KB-kranen begonnen hun carrière als 5-tonners, gevoed op 550 volt gelijkspanning . De tweeëntwintigste kraan van de reeks (KC 427) had een Ward-Leonardaandrijving voor hijsen, zwenken en toppen: prototypische technologie met als doel de kraan te voeden vanuit een driefasig draaistroomnet en om de snelheid van de bewegingen nauwkeuriger te regelen middels magneetversterkeraansturing (ACEC).
Op vraag van de gebruikers werd de nominale last van achttien kranen opgevoerd van 5 naar 6 ton, wat gezien de robuuste constructie zonder grote aanpassingen kon gebeuren. Deze kranen kregen vanaf dan de kenletters KD. Zij diende als prototype voor het ontwikkelen van de Ward-Leonardtechnologie op hijswerktuigen, die moest toelaten de kraan te voeden vanuit een driefasig draaistroomnet en om de snelheid van de bewegingen nauwkeuriger te regelen met behulp van magneetversterkeraansturing (ACEC).
De stijve gelaste kokerbouw was veelal hyperstatisch: plaatselijke spoorverzakkingen van 5 centimeter konden niet meer door een elastische vervorming van het portaal worden opgevangen, waardoor de kranen abnormaal belast werden. De ongelukkige ondervinding enkele jaren vroeger op de HA-kranen noopte tot voorzichtigheid. Experimentele metingen met rekstrookjes op de oppervlakte van de constructie vervingen de klassieke spanningsberekeningen.
De Boomse kranen werden samen met hun twintig KA-zusters pas opgesteld na voltooiing van de nieuwe kraanbanen met zware betonbalkfundering. De tolerantie op de nivellering van de railhoogte verminderde aanzienlijk (2 mm over 2 m tegenover 5 cm over 5 m voorheen) en kwam zo tegemoet aan de stijve portaalbouw.