Hangers in de vorm van een reptiel of een vis kwamen opvallend veel voor in de goudbewerking. Het dier werd nu eens als een vliegende vis, dan weer als een gevleugelde krokodil geïdentificeerd. De andere figuur lijkt meer op een vliegende vis of katvis. In de Quimbaya-regio worden veel zulke visachtige vormen met ronde gestroomlijnde lijven aangetroffen. Behalve een ronde kop met ontblote tanden hebben ze brede vleugels en drie kleine vliegtuigvleugelachtige vinnnen. De vleugels en vinnen zijn met een streeppatroon versierd. Zuid-Amerikaanse vliegende vissen zijn in staat om boven het water uit te komen en door de lucht te glijden, en in die glijvlucht grote afstanden af te leggen. De goudsmeden wilden waarschijnlijk het moment vastleggen waarop deze vis zijn grote vleugelachtige vinnen gebruikt om boven het wateroppervlak door de lucht te klieven. Deze bjizondere eigenschappen worden bekrachtigd door een kop met antropomorfe trekken.