De figurine stelt een vrouw voor maar haar anatomische kenmerken zijn weinig benadrukt. Het hoofd is scharnierend aan de romp gehecht. Het gezicht is omkranst met een rijkversierde haartooi in repoussé-motieven. Boven de neuswortel is een ingewikkelde versiering te zien van voluten met daarop cirkels, twee kleine 'slurven' en een cilinder met aan beide kanten een tros balletjes. De wimpers en wenkbrauwen zijn op vernuftige wijze weergegeven. De neusbrug is met een rij bolletjes afgezet, met aan iedere kant een boogje rond de neusvleugels. Ook de mond, waarvan de lippen en tanden weinig reliëf hebben, is overdadig versierd, met vier trosjes van drie balletjes in de vier hoeken. Al die elementen geven het personage een dreigende uitdrukking. Op de romp staat onder de borsten een versiering van twee parallelle driehoeken die de navel omsluit. In beide armen zit een inkeping boven de armbanden die de onderarmen sieren. De handen hebben gekromde vingers alsof ze iets vasthoudt (wat niet het geval is). De vrouw draagt een gevlochten ceintuur om haar middel. Haar benen zijn van boven tot onder bedekt met gerepousseerde siermotieven, die doen denken aan scarificaties. Haar voeten zijn voorgesteld met draadvormige tenen, zoals haar vingers, en lijken wel klauwen. Gezien de vele attributen waarmee haar lichaam is bekleed, gaat het hier mogelijk om een hooggeplaatste figuur, mogelijk een priesteres.