De loggia maakte deel uit van Den Grooten Sot, een van de voornaamste Antwerpse patriciërswoningen in de 16de-eeuw en gelegen aan de Sint-Jacobsmarkt in Antwerpen. In 1545 kwam het pand in handen van Willem de Moelenere, rentmeester van de stad. Vier jaar later geeft zijn zoon Dierick de opdracht voor het bouwen van de houten loggia in een van de binnenkoeren van het stadspaleis. De ontwerper van de constructie is hoogstwaarschijnlijk Pieter Coecke van Aelst (1502-1550) die hiermee het referentiewerk van de Antwerpse maniëristische vormentaal neerzet, gekenmerkt door een overvloed aan flora en fauna, schelpen, rolwerk, saters en kariatiden, cartouches en wagens. De uitbouw telt acht houten panelen met reliëfversiering. De blikvangers zijn vier levensgrote saters die onderdeel zijn van de volledig bewaarde steunstructuur van de loggia. Kleuronderzoek toonde aan dat de loggia verschillende malen overschilderd is geweest en wellicht polychroom was.
De houten loggia is een van de meest opmerkelijke constructies uit de 16de eeuw in Antwerpen en vormt vandaag het topstuk bij uitstek van het MAS.