Rechthoekig weefsel ('huipil') dichtgenaaid aan de zijden met uitzondering van halsopening en armsgaten in wit katoen. Ter hoogte van schouders en op het lijfje voor en achter gebrocheerde motieven in zijde, vermoedelijk gekleurd met afscheidingsvochten van de purperslak. Aan de vier zijden van de halsopening vier rozetten in zijde, gekleurd met natuurlijke indigo. Ter hoogte van de schouders motieven in de vorm van een zigzaglijn die de gevederde slang voorstelt. Op voor- en rugzijde twee dubbelkoppige adelaars in een lijst van zigzaglijnen en stermotieven. In de optiek van de Kaqchikel symboliseren deze de 'hemel-aarde' of de wereld, drijvend op de oerzee. De motieven en voral de vier rozetten wijzen er op dat het om een verkleinde versie gaat van een ceremoniële huipil, speciaal geweven voor het beeld van de Maagd Maria.