Huipil opgebouwd uit twee naast elkaar genaaide panden van katoenen weefsel in kettingrips met gebrocheerde inslag op de helft van de kettingdraden voor de figuratie. De brochering bootst borduurwerk na : platsteek, visgraatsteek en sponsteek. De katoenstof heeft een begin- en een eindzelfkant : dus oorspronkelijk 4 zelfkanten. De halsuitsnijding is afgerond uitgeknipt en afgeboord met applicatie van paarse stof en borduurwerk in kettingsteek en steelsteek.