Pe-har is de leider van de 'Vijf Koningen', de genieën van de aarde. Hij wordt bijzonder vereerd in de dGe-lugs-pa (geelkapsekte)-milieus als grote beschermer. Voor de rNying-ma-pa (roodkapsekte) geldt Pe-har slechts als de vijfde belangrijke beschermgod. Hij zou eerst negen eeuwen in het klooster van bSam-yas (Samye) verbleven hebben en is nadien, via het klooster van Tshal in gNas-Chung (Nechung) nabij het klooster van Bras-spungs (Drepung) terecht gekomen waar het orakel van Tibet woonde. Via dit orakel maakt Pe-har zich kenbaar. Hij zou volgens de overlevering niet uit Tibet zelf afkomstig zijn, maar uit Bengalen of uit het gebied van Uigoeren.
Pe-har wordt vooral verbonden met de stichting van het eerste boeddhistische klooster in Tibet, nl. Samye. Padmasambhava (8ste eeuw) zou enkel met de steun van de door hem getemde schrikwekkende god Pe-har, al de vijandige geesten en demonen rond Samye kunnen verdreven hebben. Pas dan kon het klooster gesticht worden. Zodra deze klus geklaard was kon Santaraksita met het echte bekeringswerk beginnen.
Pe-har is zesarmig en driehoofdig voorgesteld, zittend op een witte leeeuw. Het meest opvallende herkenningsteken is zijn hoed met brede randen.Hij heeft in dit beeld nog een vlammend zwaard en een kort kromzwaard vast. In de andere handen zouden een ijzeren haak, een pijl, een boog en een stok moeten zitten. Alle handen zijn in de verbannende karana-mudra
De voor de borst gekruiste kleedranden met veel gegraveerde details en de inleg met steentjes zijn referenties naar de Zuid- of de Oost-Tibetaanse stijl.