In het Sanskriet betekent Mahakala 'Grote Zwarte'. Hij wordt beschouwd als een vorm van de belangrijkste hindoegod, Siva, die door Vajrapani tot het tantristisch boeddhisme bekeerd werd. Hij wordt over heel Tibet beschouwd als de emanatie van bodhisattva Avalokitesvara en beschermt de toegang tot de boeddhistische rijkdommen, zowel geestelijke als materiële. Zijn cultus ontstond vooral vanaf de 11de eeuw in Tibet.
De Witte Mahakala houdt in zijn rechterhand vooraan het drievoudige juweel. Dit embleem ontbreekt echter aan dit beeldje. Hij houdt nog een hakmes en een zandlopervormige trommel in de rechterhanden. In de resterende handen zouden oorspronkelijk een bijltje, een pikhaak of een kapmes, en een drietand hebben gezeten. Wat op een schedelsnoer gelijkt is hier een snoer met ronde gespleten belletjes. De Witte Mahakala staat op twee olifantjes, die hier wegens hun verkorte snuit, op varkentjes gelijken. De vlammende haartooi achter de vijfpuntige kroon is rood geschilderd. De vattingen voor de steentjes in de juwelen zijn opgevuld met rode en blauwe kleurstof, wat een chinees kenmerk is. Oudere Tibetaanse werken hebben hier als voorbeeld gediend.
Het beeld (AE. 1993.0017.0001.1/2) en de sokkel (AE.1993.0017.0001.2/2) zijn apart gegoten. De sokkel is geconsacreerd en dus gevuld en afgesloten met een dekplaatje.