Dit ivoren snijwerk stelt een zeehond voor die op het ijs ligt. Het is gemaakt van walrusivoor en een fraai voorbeeld van het kunstenaarschap van de Inuit, de bewoners van de Noordpoolgebieden. Visvangst en de jacht op zeezoogdieren – zeehonden, walrussen en walvissen – vormen de basis van het bestaan van de Inuit. De dieren leveren behalve vlees ook ivoor, been en huiden, als basis voor werktuigen en kledij. Gebruiksvoorwerpen en religieuze voorwerpen zoals amuletten zijn vaak kunstig gesneden. Aan het eind van de 19de eeuw begon men ook louter decoratieve beeldjes voor de toeristische markt te maken. De poolbewoners noemen zichzelf ‘Inuit’, letterlijk ‘de mensen’. Door een gebrek aan hout om vuur te maken, aten zij vooral rauw vlees. Zo kwamen ze aan hun scheldnaam ‘Esquimatscic’, ‘rauwvleeseter’. Dat werd later tot ‘Esquimaux’ en 'eskimo' verbasterd.