De motieven op dit doek zijn bekomen door de dubbele ikattechniek, wat inhoudt dat bij het verven zowel op de ketting als op de inslag uitsparingen worden aangebracht. Langs de zijkanten zitten menselijke figuren in Wayang-stijl zoals ze op Oostjavaanse tempelfriezen van de 13de en de 14de eeuw voorkomen. Ze stellen een priester voor die tussen twee vrouwen zit. Dit motief wordt verschillende keren in spiegelbeeld herhaald. Deze 'kain gringsing', wat letterlijk betekent 'doek dat niet ziek maakt', van het wayang kebo-type wordt eenmaal per jaar door vrouwen als ritueel borst- of schouderdoek gedragen bij de 'Rejang-dans'. Verder wordt het ook als ceremoniedoek gebruikt bij speciale overgangsrituelen.