De Sierra Nevade de Santa Marta in het uiterste noorden van Colombia met zijn pieken tot 5800 meter was het oorspronkelijke woongebied van de dragers van de Tairona-cultuur.
Zoals uit de grafgiften blijkt, hield de elite ervan zich overvloedig met goud en edelstenen te tooien. De Tairona-edelsmeden stonden hoog in aanzien en hun reputatie reikte tot ver buiten de grenzen van het gebied. De vondsten zijn vaak moeilijk te dateren, maar de meeste onderzoekers zijn van oordeel dat de Tairona-cultuur tussen 1000 en 1600 te situeren is.
Bij de Tairona genoot de jaguar een bijzonder aanzien. Ook vandaag nog beschouwen hun nazaten, de Kogi, zich als het 'volk van de jaguar' en bestempelen ze hun voorouders als de 'jaguarmensen'. De Tairona associeerden de jaguar met de opkomende zon en de grote vitale kracht die daar van uitgaat. Zij droegen een gouden neussieraad dat hun mond verborg en waarvan de vorm aan een jaguarsnuit doet denken.