Dit ivoren siervat is een vroege symbiose tussen de Afrikaanse en de Europese cultuur. Het werd in het begin van de 16de eeuw gemaakt in het koninkrijk Benin (huidige staat Nigeria). Benin kende aan het einde van de 15de eeuw een grote bloei onder meer dankzij de ruilhandel met het Westen. Portugese zeevaarders verscheepten koper en ivoor naar Europa. Het ivoren siervat werd gemaakt door een Afrikaanse ivoorsnijder naar Europees model. Als tafelservies diende het mogelijk om peper en zout te serveren.
Dit luxegebruiksvoorwerp is vervaardigd in opdracht van de Portugezen en bestemd voor de Europese markt. Dergelijke gebruiksvoorwerpen, zoals ook lepels en messen, worden aangeduid met de verzamelnaam "Afro-Portugees" ivoorsnijwerk. De verschillende onderdelen van dit Edo/Bini-exemplaar zijn op elkaar geplaatst: van de twee onderste is het uitgesneden bovendeel een recipiënt en het bovenste deel doet dienst als een deksel voor het tweede element.
Het ivoorsnijwerk is versierd met Europese militairen, staande of als ruiter. Een van de ruiters houdt een lontslotgeweer in de hand, van een type dat tot in 1520/30 in Europa in gebruik was. De ruiterfiguur van het paard op het bovenste deksel ontbreekt. Tussen de paardenbenen zijn andere Europees geklede figuren uitgesneden. Grote delen van het oppervlak zijn versierd met abstracte vlechtwerk motieven, van Bini-oorsprong. Dit is één van de weinige nog bewaarde luxesiervaten van het drieledige type. Het tafelsiervat werd in 1974 geschonken aan het voormalige Etnografisch Museum Antwerpen door Margriet Maurissens, weduwe van Prof. Olbrechts (1899-1958).
Het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, Nederland, bezit een vergelijkbaar exemplaar.