Op een geweven katoenen band zijn vijf rijen veren bevestigd. De smalle eerste rij zijn kleine donsjes van een Hokkosoort, de rode en gele veren komen van de ara en de zwarte vermoedelijk van de toekan. Aan beide zijkanten hangen telkens drie kwastjes uit katoendraad, versierd met balgjes van de honingzuiger. Twee ervan zijn verdreven.
Dit type van hoofdtooi is voorbehouden aan de dorpshoofden en familiehoofden. Hij werd vervaardigd in het gebied tussen de Rio Gurupí, Maracumé en Turiaçu (Maranhao, N.O.-Brazilië)