Lantaarnplaat met vier cirkelvormige kleurenafbeeldingen op een zwarte achtergrond, genummerd van 33 t.e.m. 36. Dit is de negende lantaarnplaat uit de twaalfdelige reeks. De decalcomanie is aangebracht op de achterzijde van de enkelvoudige glasplaat. De omlijsting met rode papieren kleefband is deels verdwenen. Aan de rechterzijkant vooraan staat het oude objectnummer ‘A.F.6949.’ met witte vernisstift geschreven.
Bovenaan gecentreerd in een transparante ovaal staan de initialen ‘J.F.’, het merkteken van de Duitse fabrikant Johann Falk (actief ca. 1895 - ca. 1931) die gevestigd was te Neurenberg. De vier scènes vertellen het Duitse sprookje ‘Sneeuwwitje’, in 1812 gepubliceerd door de Gebroeders Grimm. We zien dat (33) de jager die de opdracht van Sneeuwwitjes jaloerse stiefmoeder heeft gekregen om Sneeuwwitje te doden het niet over zijn hart krijgt dit uit te voeren, (34) Sneeuwwitje in bed ligt te slapen in het huisje van de zeven dwergen, (35) een vergiftigde appel krijgt aangeboden van de stiefmoeder vermomd als oude vrouw en (36) Sneeuwwitje ligt opgebaard, omringd door verdrietige dwergen, en weer tot leven wordt gewekt door de kus van een prins.