Werk begonnen in juni 2009
Op het getouw was de weefster een ch’uspa (draagtas) aan het weven.
Motieven op het weefsel: o.m. suca een Andreaskruis: de vorm waarin wordt gezaaid. Watervogels en vis (forel).
Materiaal: schapenwol plantaardig geverfd
Onderdelen van het getouw:
• Wiska : Touw om weefgetouw vast te binden
• cha’kura: Staken in hout of metaal
• illawa: ophalers
• Jaxchaña: weefstok (spoel) waarmee de inslag wordt ingebracht
• Toqoro: bovenste en onderste stok
• Wich’ata: weefzwaard om de opening voor de inslag te maken
• Wich’uña: scheenbeentje van de lama om de inslag aan te slaan